Pagina's

zondag 29 november 2020

Deelname schrijfwedstrijd LetterRijn - Blind Vertrouwen

Toch de klos

Ik moest naar de gevangenis, maar ik had niets gedaan

Ik wist wel wie de dader was, maar ik geef geen vrienden aan

Het goede doel – Nooduitgang.

1985

Een hand op mijn rug duwt me vooruit. Een harde zet tegen mijn schouder brengt me uit mijn evenwicht. Ik heb meer vaart dan Karlijn, die net nog naast me fietste. Ik hoop dat ik haar kan ontwijken. Ik kijk om en het volgende moment lig ik in de berm, met mijn fiets bovenop me. Ik hoor nog een fiets vallen. Terwijl ik moeite doe om onder mijn fiets vandaan te komen duikt er iemand bovenop me. Zijn handen zijn overal. Ik schop met alle kracht die ik heb van me af, maar mijn belager is te lomp. Hij wordt nog zwaarder. Of ligt er nog iemand bovenop? Waar is Karlijn? Ik vecht door, maar heb geen schijn van kans. Ik hoor een paar doffe klappen. De druk op mijn lijf neemt af. Ik ben weer vrij. Ik draai me om en zie in het zwakke schijnsel van de straatlantaarn verderop een jongen naast me liggen. Zijn gezicht zit onder het bloed, maar ik herken hem. Hij was vanavond in de kroeg. Karlijn zit naast hem op haar knieën met in haar hand een grote bonkige steen. We durven niet te checken of hij nog leeft. Karlijn loopt naar haar fiets. Ik krabbel op, zet het stuur van mijn fiets recht en we rijden verder. We moeten een plan bedenken. Stel dat hij dood is, dan mag het spoor niet naar ons leiden. Waar het park overgaat in de woonwijk is een grote vijver. We stoppen en Karlijn gooit de steen zo ver als ze kan in het water. Met een plons verdwijnt die naar de bodem. We geven elkaar een kus op de wang en een stevige knuffel. Hier scheiden onze wegen. Voorgoed.

2020

Hoe noordelijker ik kom, hoe rustiger de weg. We gaan naar Ameland met ‘de groep in de groep’.

Zo werden we genoemd door onze klasgenoten op de KLOS, beter bekend als de opleiding voor kleuterleidsters. Zij vonden het ongepast dat wij binnen onze klas onze eigen groep vormden.

Het initiatief kwam van Nina. Zij was Ilse tegengekomen op een symposium waar ze haar vertelde dat ze had geluncht met Karlijn nota bene! Ze had haar telefoonnummer. Ilse had altijd contact gehouden met mij, dus zij had mijn nummer. Ze maakten een WhatsApp groep aan. We hadden het nooit gedacht, maar na vijfendertig jaar was de ‘groep in de groep’ uit de as herrezen. Het contact via de telefoon bleek een noodoplossing, de drang om elkaar te zien werd steeds groter. Nina regelde een huis op Ameland. We spraken af bij de haven in Holwerd.

Ik heb er heel veel zin in, maar dat Karlijn erbij is maakt het spannend. Na die bewuste nacht heb ik haar nooit meer gezien of gesproken. Nu brengen we een heel weekend met elkaar door. We kunnen elkaar niet ontlopen.

De ontmoeting is hartelijk. Dat doet me goed. Daarna gaan we verder waar we vijfendertig jaar geleden zijn gebleven. Iedereen heeft zijn eigen herinneringen en zo steekt de een de ander aan. Ik ben opgelucht dat ik geen spanning voel tussen mij en Karlijn. Misschien komt het doordat we al contact hadden via de groepsapp. Zou ze er nog wel eens aan gedacht hebben, aan die nacht? Die gedachte zorgt voor een steek in mijn hart. Ik heb er nog lang last van gehad. Het ging pas over toen ik leerde autorijden en niet meer alleen op de fiets ergens naartoe hoefde.

Gaandeweg het weekend maken de herinneringen van vroeger meer en meer plaats voor gesprekken over nu. Mijn gedachten dwalen steeds vaker af, want mijn single leven zonder kinderen wijkt erg af van dat van de andere drie. Ik kan de reden niet benoemen, maar ik heb het gevoel alsof ik buitengesloten word. Zij betrekken me steeds minder bij hun gesprekken en ik kan slecht tegen de verhalen van hun veel te leuke partners en hun geweldige kinderen. Langzaamaan lijk ik de grip op de groep te verliezen. Nog even volhouden. Het is inmiddels al zaterdagavond. Morgen gaan we weer naar huis.

‘Hé Juul, kun jij je dat spel nog herinneren, dat we bij drama deden? Dat je een verhaal vertelt wat echt gebeurd is, maar dat je daar ook iets bij verzint? Na afloop moet de rest dan raden wat waar is en wat niet.’ Ik weet het nog.

‘Zullen we daar dan maar een fles wijn bij opentrekken?’ Nina verdwijnt naar de keuken.

‘Karlijn en ik doen de luiken dicht. Dat maakt het extra spannend.’ Baldadig trekt Ilse Karlijn mee naar buiten. Als ze weer terug zijn gaat Ilse in tegengestelde richting bij Nina op de bank liggen. Ik plof neer in een ouderwetse fauteuil. Mijn voeten leg ik op de salontafel. Karlijn gaat met de borrelplak rond en neemt daarna plaats op de poef.

Nina begint.

‘Toen mijn kinderen allemaal naar de middelbare school gingen, ben ik meer gaan werken. Mijn moeder vond het belachelijk dat ik nog altijd ons eigen huis poetste. Ik moest maar een Pools meisje  nemen. Ik vond het onzin, ik kon het prima zelf. Toch stond een week na mijn verjaardag Nathalia op de stoep. Pools én illegaal. Erik ontplofte bijna. Hij had net een goede baan bij het Openbaar Ministerie in Utrecht. Dit kon écht niet. Ik wilde mijn moeder niet teleurstellen, dus ik stelde voor dat we het een maandje zouden aanzien. Al na de eerste week begon het gedoe: er waren dingen verdwenen, Nathalia riep steeds dat ze meer wilde verdienen en als we daar geen gehoor aan gaven konden we erop rekenen dat onze jongens op een dag spoorloos verdwenen waren. Ik kon niet inschatten waartoe ze in staat was en deed geen oog meer dicht. Ik bracht de jongens overal naar toe. Daar werden die pubers op school natuurlijk flink mee gepest. Dat het ze niet in de koude kleren ging zitten, bleek toen Sven, onze oudste, onder het bloed de kamer in kwam. Hij wil bij de marechaussee en heeft een heel arsenaal aan gewichten op zijn kamer staan. Volgens hem liep ze hem weer eens in de weg en toen heeft hij op haar ingeslagen. Hij had het afgemaakt met een paar zware gewichten, waarmee hij haar hoofd had verbouwd. Midden in de nacht hebben Erik en ik het lichaam van Nathalia in de Eem gegooid. Uiteindelijk is ze gevonden, maar omdat ze illegaal hier was, konden ze er niets mee.’

Trots als een pauw kijkt Nina de kring rond, om daarna meteen grif toe te geven dat ze nooit een Pools meisje hebben gehad.

Ilse neemt een handvol noten van de borrelplank en gaat rechtop zitten. Nina schenkt de wijnglazen vol. Ilse eet haar mond leeg en steekt van wal.

‘Jullie herinneren je vast Herman nog wel. Ik was al met hem sinds mijn vijftiende. Na de opleiding trouwden we en kregen drie kinderen. Toen die naar school gingen, vroeg de directeur of ik niet wilde komen invallen op die school. Daar hoefde ik niet lang over na te denken. Herman had wat er moeite mee, met zo’n financieel onafhankelijke vrouw. Hij probeerde mijn vrijheid steeds meer te beperken. Aan de ene kant snapte ik het wel en wilde ik hem daarin tegemoet komen, aan de andere kant brak het me op. In die tijd waren we bevriend met onze buren. Vooral tussen mij en buurman Nick klikte het goed. Zijn vrouw Esther was een psychisch wrak. Ze had al verschillende keren geprobeerd zelfmoord te plegen en werd regelmatig opgenomen. Dan ging ik vaak bij Nick langs. Van het een kwam het ander. We hebben vaak geprobeerd onze relatie te stoppen, maar we deelden meer met elkaar dan met onze partners. Uiteindelijk waren de scheidingen onvermijdelijk. Esther kon het niet aan en nam een overdosis pillen. Herman gleed helemaal af. Er werd een wietplantage bij hem thuis ontdekt. Nick en ik vormden een nieuw gezin met al onze kinderen. Die zijn inmiddels de deur al uit. Je vraagt je altijd af wat er van terecht moet komen, na zoveel leed. Maar ze hebben het allemaal heel goed en daar zijn we heel trots op. We zijn juist een hechte club geworden. En zeker nu, nu de oudste van Nick net een tweeling heeft gekregen. Ik ben de meest trotse oppas-oma die jullie ooit hebben gezien.’

Ik heb bijna een teiltje nodig. Wat een klef verhaal. Voor het eerst in vijfendertig jaar stoor ik me aan Ilse. En dan die zelfingenomen blik van haar. Nina en Karlijn hebben de slappe lach om de wietplantage van Herman. Ik kan er niet om lachen. Ik voel een druk in mijn hoofd en krijg het bloedheet. Ik snap er niets van. Ik ken een hele andere versie van hoe ze Nick heeft ontmoet. En over die Esther heb ik nog nooit eerder iets gehoord.

Karlijn is de volgende. Ze zit er al helemaal klaar voor. In mijn hoofd blijft het gonzen. Ze zal toch niets vertellen over toen?

‘Na de opleiding trouwde ik met Anton. We kregen een dochter en een zoon. Anton had veel behoefte aan vrijheid en trok er regelmatig alleen op uit. Ik heb er nooit iets achter gezocht. Achteraf bleek hij al jaren van twee walletjes te eten. Ik ontdekte het toen zij ook zwanger raakte van hem. Ik heb de relatie meteen beëindigd. Niet veel later stortte ik volledig in. Ik kon niet meer werken en zat met twee kinderen financieel aan de grond. Alimentatie wilde meneer niet betalen. Ik was woedend. Ik begon hem te stalken en te bedreigen. Het leek hem niets te doen. Op een dag stond ik met een bijl in hun tuin. Ik wilde hun blije hoofden in tweeën hakken. Eenmaal daar durfde ik niet meer. Ten einde raad sloeg ik de bijl in de tuintafel. Met  heel veel gehannes en gedoe kreeg ik hem uiteindelijk los. Mijn therapeut is jaren met me bezig geweest om de hele situatie een plek te geven. Pas toen ik weer ging werken krabbelde ik langzaam maar zeker op. In de trein naar mijn werk ontmoette ik Robert. Dat het ooit een relatie zou kunnen worden kwam toen niet in me op. Inmiddels zijn we alweer tien jaar samen. We hebben het zo fijn. En hij is een superbonusvader voor mijn kinderen.’ Karlijn geeft bijna licht als ze stopt met praten.

‘Wat fijn dat het nu zo goed met je gaat, Karlijn!’ Nina klonk als een tweederangs therapeut. Ilse deed er nog een schepje bovenop.

‘Wat een verhaal! Wat sterk van je, dat je jezelf uit het dal hebt weten te vechten!’

Niets dan lof. Ik ben de verhalen over de gezellige partners die zo geweldig goed met de kinderen kunnen opschieten inmiddels meer dan zat.

‘Dat met die bijl is leuk verzonnen.’ Ilse is helemaal in haar element. Karlijn zegt niets. Ze glimlacht mysterieus. Je zou het als een bevestiging kunnen interpreteren, maar zo zie ik het niet.

Nu iedereen is geweest ben ik aan de beurt. Ik ben benieuwd hoe ze op mijn verhaal reageren.

‘Na de opleiding verhuisde ik samen met Stefan naar Rotterdam. We wilden heel graag kinderen, maar het lukte niet. Jarenlang zaten we in de mallemolen, maar het is nooit gelukt. Later bleek dat het niet aan Stefan lag. Hij verliet me voor een jonge snol op zijn werk. Zij was meteen zwanger. Een ongelukje noemde hij het. Ik raakte buiten mezelf van woede en jaloezie. Dat sloeg om in vechtlust. Hij zou spijt krijgen dat hij me aan de kant had gezet. Met behulp van mijn netwerk vond ik snel een baan in Nijmegen. Ik verhuisde terug naar het oosten. Ik had in Rotterdam al een premastertraject gedaan en van het geld van de overwaarde van de verkoop van ons huis betaalde ik mijn studie pedagogische wetenschappen. Ik startte een eigen pedagogisch adviesbureau, eerst nog naast mijn baan, maar het loopt inmiddels zo goed, dat ik er ruim van kan leven. Veel mensen zijn blij met de hulp die ze krijgen, maar er zijn er ook die de confrontatie niet aankunnen. Ik ben een paar keer flink in elkaar geslagen. De laatste keer werd ik bedreigd met een mes. Het liep gelukkig goed af, maar ik wilde mezelf kunnen beschermen, dus heb ik een pistool aangeschaft.’

‘Jij? Een pistool? Ma Dalton!’ Nina krijgt de slappe lach en verslikt zich bijna in de kaas.

‘In België koop je die net zo gemakkelijk als een paar schoenen.’

Ilse en Karlijn kunnen ook niet meer stoppen met lachen. ‘Leuk verzonnen Juul.’

Ik krijg het voor elkaar een glimlach op mijn gezicht te toveren, maar inwendig kook ik. Maar zij lijken zich er niet druk om te maken, wat er in mij omgaat.

‘Laten we die laatste fles ook nog maar opmaken. We gaan toch morgen naar huis.’

Ik houd mijn hand boven mijn glas.

‘Ik hoef niet meer. Ik ga naar bed.’

‘Ah Juul, doe niet zo ongezellig!’

‘Ik ben kapot, ik ben er klaar mee voor vandaag.’

Als ik in bed lig is hoor ik ze nog gieren van het lachen in de kamer. Het maakt me razend. Ik heb er zelf voor gekozen om naar bed te gaan, maar erg veel moeite om me bij zich te houden deden ze niet. Ze hebben genoeg aan elkaar. Mijn hart lijkt bonkt zo hard tegen mijn borstkas, dat het lijkt alsof het eruit wil breken. Ik probeer mijn hartslag te kalmeren met ademoefeningen, maar het helpt niet. Ik voel een opvlieger aankomen en duw de dekens van me af. Ik denk aan het verhaal wat ik had verzonnen. Wat had ik graag gewild dat het zo gelopen was. Om mijn gedachten af te leiden blijf ik het zinnetje ‘morgen weer naar huis’ als een mantra in mezelf herhalen. Toch druppelt een eenzame gedachte er schijnbaar moeiteloos doorheen. Wat heb ik thuis? Daar is ook niemand die op me wacht.

Aan het gestommel op de gang hoor ik dat de andere meiden ook naar bed gaan. Met ingehouden adem probeer ik te luisteren of ze iets over mij zeggen, maar ik kan het niet verstaan. Uiteindelijk vervagen hun stemmen en is het weer stil.

Zo’n pistool is een vreemd iets. Ik koos voor een lichtgewicht exemplaar in een roze etui. Ik vind het best confronterend, daarom noem ik haar Ank. Ik heb er een haat-liefde verhouding mee. Als ik eraan denk wat ze aan kan richten wil ik het liefst van haar af. Maar meer nog dan dat stelt haar aanwezigheid me gerust. Af en toe, zoals nu, is haar aantrekkingskracht onweerstaanbaar. Ik probeer het weg te duwen, maar het gevoel is sterker dan ik. Ik concentreer me en luister of ik echt niets meer hoor. Je kunt een speld horen vallen. Ik reik naar het nachtkastje en knip het lampje aan. Ik trek mijn rugzak vanonder het bed naar me toe. Uit het voorste vakje haal ik mijn leren handschoenen. Ik stap mijn bed uit en open zo zachtjes mogelijk de rolkoffer en pak het roze etuitje eruit. Terug in bed verlos ik Ank uit haar roze omhulsel. De korte zwarte loop glimt in het licht van het lampje. Om het geluid te dempen laad ik het pistool onder het dekbed. Het is in een klik geregeld.

Het is nog steeds stil. In mijn oren hoor ik mijn hartslag suizen. Nu ik het geladen pistool vast houd, raak ik in een soort trance. Deze opperste concentratie geeft een vreemd soort rust, alsof ik diep van binnen precies weet wat ik moet doen. Ook voel ik nog iets anders. Een soort vastberadenheid, die ik niet ken van mezelf. Ondanks de vloerbedekking voelt de grond koud aan mijn blote voeten. Op de gang druk ik de lichtknop aan. Ilse is het eerst aan de beurt. Ik sluip over de gang naar haar kamer. Ik hoor mezelf niet eens lopen, maar mijn hart maakt zoveel kabaal dat ik toch steeds even stil sta om te luisteren of ik niemand wakker maak. Zachtjes druk ik de klink naar beneden en open de deur. In het licht van de gang zie ik Ilse liggen, met haar gezicht naar de muur. In een rechte lijn loop ik naar haar toe en zet de loop tegen haar slaap. Ze wordt half wakker, draait haar gezicht naar me toe en wil overeind komen om iets te zetten. Snel schuif ik de loop naar haar voorhoofd en haal de trekker over. Er stroomt bloed over haar gezicht. Deze klus was snel geklaard. Zowel mijn gedachten als mijn handelingen gaan op de automatische piloot. Alsof iemand mij op afstand bestuurt draai ik me om, op weg naar Nina. Dan zie ik haar staan, gekleed in haar nachthemd met haar schouder geleund tegen de deurpost. Nog voordat ze de tijd heeft om haar mond open te doen schiet ik. Het is een voltreffer, middenin haar borst. Langzaam glijdt ze langs de muur, waarop een rode streep verschijnt, tot ze op de grond ligt. Voor de zekerheid schiet ik nog een keer dwars door haar oog. Nu naar Karlijn.

Ik kom haar tegen als ik over Nina heen stap en de gang in loop. Ik richt het pistool, maar ze negeert het. Doelgericht komt ze op me af, met haar linkerarm vooruit en haar rechterarm omhoog. Ik zie dat ze een bijl vasthoudt. Met haar vastbesloten houding neemt ze de regie over. Het brengt me uit mijn evenwicht.

Op een armlengte afstand blijft ze staan. Zonder woorden dwingt ze mij het pistool aan haar te geven, maar ik denk er niet aan.

‘Laten we geen gekke dingen doen, Julia.’ De kalmte van haar stem raakt me. Waarom schiet ik niet? Ik tril van spanning terwijl de adrenaline door mijn lijf giert.

‘Ga weg, ik schiet je helemaal kapot.’

‘Nee Julia, dat doe je niet. Geef je pistool aan mij, dan doe ik de bijl weg.’

Verdomme, waarom doet ze dit? Waarom heeft ze zoveel invloed op mij? Ik twijfel even, maar verman me resoluut. Dit gaat ze niet winnen. Dan voel ik haar hand om mijn pols. De bijl vliegt langs me heen. Terwijl ik kijk hoe die de buik van Nina doorboort, heeft Karlijn het pistool al te pakken. Ik loop haar achterna naar de keuken, waar ze de keukendeur opent en Ank op de bestrating van het terras legt. Ze sluit de deur en draait hem op slot.

Karlijn heeft twee koppen thee gezet. We zitten op de bank. De kussens liggen nog tegen de armleuningen, precies zoals Ilse en Nina ze hadden neergelegd. Als een grote zus slaat ze haar arm om me heen en trekt me tegen zich aan. Inwendig kolk ik en de adrenaline giert nog steeds door mijn lijf, maar ik kan geen weerstand bieden aan het vertrouwde gevoel dat Karlijn me geeft. Nu voel ik pas hoe erg ik haar heb gemist. Dan stelt ze de vraag waarvan ik wist dat die zou komen, maar waarvan ik hoopte dat ze hem niet zou stellen.

‘Waarom?’

Ik wil er niet over praten. Aan de andere kant zit het me zó hoog. Ik heb vaak gewenst dat ik mijn verhaal kwijt kon bij iemand. Ik heb geen langdurige vriendschappen. Karlijn is anders. Wij bespraken vroeger altijd alles wat ons dwars zat met elkaar. Ik herinner me hoe dat kon opluchten. De handen van Karlijn strijken over mijn haar. Hoe kan ze zo kalm blijven na wat ik heb gedaan? Ik begrijp dat ik nu de kans moet pakken om te praten. Deze kans krijg ik misschien nooit meer. Ik hakkel en stotter, ik wil alles tegelijk vertellen. Er is geen touw aan vast te knopen. Karlijn stelt me precies de vragen, waardoor de dingen op hun plek vallen. En dan opeens komt alles eruit. De boze meiden in de klas die me uitmaakten voor een dictator, de angst dat we ooit gepakt zouden worden voor die nacht van ons verbond, mijn onvermogen vriendschappen op te bouwen, mijn kinderloze leven, de onderdrukking van Stefan en de angst voor wat hij mij aan zou kunnen doen, wat de reden was om een pistool te kopen. En toen kwam dit weekend. Ik had me er zoveel van voorgesteld. Ik zocht tevergeefs naar de viereenheid die we ooit waren. Jullie hadden zoveel overeenkomsten en raakten niet uitgepraat over jullie leuke kinderen en jullie geweldige partners. Ik kotste ervan. Ik kon er niet meer tegen.

En toen hoorde ik die stem in mijn hoofd, die steeds harder schreeuwde dat ik eens een keer de ballen moest hebben om er iets aan te doen. Opnieuw beukt mijn hart tegen mijn borstbeen. Ik walg nog meer van mezelf dan ik al deed. Ik moet er een einde aan maken, hier ter plekke. Maar Ank ligt buiten en Karlijn heeft de sleutel. Ik woel me los van Karlijn, sta op, maar weet niet waar ik naar toe moet. Ik schreeuw van onmacht en frustratie en laat me terugvallen op de bank. Ik begin te huilen en kan niet meer stoppen.

Na een tijdje laat Karlijn me los en ze komt terug met een rol keukenpapier. Ze veegt mijn gezicht af.

‘Ik vond het doodeng om je terug te zien, Karlijn. Het betekende het einde van ons verbond. Ik heb me altijd aan mijn woord gehouden. Jij?’

Karlijn ook, zei ze. Het was niet meer belangrijk, want via via had ze gehoord dat er in een park in Apeldoorn een jongen was gevonden die bewusteloos in de berm naast het fietspad lag. De politie was ervan uitgegaan dat hij teveel gedronken had en ongelukkig gevallen was. Daarmee was de kous af. Het spijt haar dat ik al die jaren in onzekerheid heb geleefd. Ze hoopte dat ik het verhaal ook ooit wel ergens had gehoord.

‘Wat nu, Karlijn? Ik ben doodsbang.’

‘Ik heb een plan bedacht. Net als toen. Het komt goed.’

Ik drink mijn koude thee op en pak mijn spullen. Zo warm als het huis gisteren voelde, zo koud voelt het nu. Voor ik vertrek loop ik met mijn rugzak en mijn koffer naar Karlijn. Ik geef haar een kus op haar wang en pak haar stevig vast. Net als toen.

Ik vertrek door de achterdeur, dat valt het minst op. Ank ligt op de grond. Ik pak haar op en veeg het zand eraf. Daarna gaat ze terug in het etuitje, dat ik vervolgens in mijn jaszak laat glijden. Ik realiseer me dat ik mijn handschoenen niet aan heb, maar het maakt niet meer uit. In de verte komt de zon op. Ik open het tuinhek en zonder om te kijken loop ik de duinen in.

Op de boot zie ik Karlijn lopen. Zoals afgesproken draai ik me om en loop weg. Ik kijk over de reling naar het kolkende water. De wind waait mijn hoofd leeg. Hoewel ik haar niet zie, voel ik Karlijns aanwezigheid in elke vezel in mijn lijf. Ze is een goed mens. Ze vertrouwt.me. Ze heeft me nooit laten vallen. Ik heb mezelf teruggetrokken van het weekend en de meiden gaven me die vrijheid. Ik heb spijt van wat ik heb gedaan. Ik kan het niet terugdraaien, maar ik kan wel mijn leven beteren. Mijn hand glijdt naar mijn jaszak. Voorzichtig haal ik het roze etuitje eruit. Ik kijk om me heen. Ik zie niemand. Ik steek mijn hand naar voren en laat Ank in het water vallen, waar de gulzige golven haar meteen verslinden.

Ik trakteer mezelf op een kop koffie met een Luikse wafel in de restauratie. Terug op het dek hoor ik een enorm kabaal. Drie agenten houden Karlijn vast. ‘U bent aangehouden,’ hoor ik ze zeggen. Een van de agenten houdt een plastic zak in zijn hand, met daarin de bijl. Ik loop door. Ik houd me aan onze afspraak. We kennen elkaar niet.


1 opmerking: