Pagina's

zaterdag 12 november 2022

 

Ommetje

Elk jaar in de herfst gaan mijn vriend en ik naar een hotel in Overijssel of Drenthe, om lekker te wandelen in het bos. Daarvan kom ik echt tot rust. René is geen fanatieke wandelaar, maar gaat wel altijd met me mee. Een paar jaar geleden gingen we naar Ommen.

Bij de receptie van het hotel haalden we een routebeschrijving van een wandeling van 18 kilometer. We liepen langs een kanaal naar restaurant ‘De Nieuwe Brug’. De route ging vanaf daar verder als een lus van 8 kilometer, waarin we de Lemelerberg beklommen om daarna via het bos weer bij het restaurant terug te komen.

Het was prachtig, ik kon wel foto’s blijven maken van het zonlicht dat de herfstbladeren nog intenser kleurde. De routebeschrijving was niet altijd even duidelijk, waardoor we vaak de verkeerde weg namen, maar wat maakte het uit. We hadden de tijd en we hadden elkaar. En Google Maps!

Tegen half drie waren we weer terug bij ‘De Nieuwe Brug’. We trakteerden onszelf op warme chocolademelk en een grote punt appeltaart. Vanaf hier konden we de route vervolgen of de weg die we op de heenweg hadden genomen teruglopen. René was wel klaar met de speurtocht, hij koos voor de bekende weg. Ik maak graag af waar ik aan begin, dus ik haalde hem over om de wandelroute te nemen.

We vervolgden onze expeditie en René moest toegeven: het was de moeite waard. Nadat we een tijdje een bochtig riviertje hadden gevolgd, staken we een grote weg over en verdwenen door een hek, over een wildrooster het bos weer in. We gingen even zitten op een bankje aan de rand van een betoverend mooi ven. Het was er doodstil. Wat een natuurpracht. De temperatuur van het ven was duidelijk hoger dan die van de lucht. Vanaf het water steeg de damp langzaam op en vermengde zich met de bonte kleuren van de avondlucht.

Avondlucht???!!!

Het was nog minimaal een half uur lopen naar Ommen, als de routebeschrijving klopte. Ik keek op mijn mobiel. Het was vier uur geweest. Over een half uur werd het donker. Bij toeval zag ik dat de batterij door het maken van de foto’s en het raadplegen van Google Maps nog maar 6% aangaf. De telefoon van René lag in het hotel. Waarom nam hij dat ding toch nooit mee?

We lieten het ven achter ons. Onder de bomen was het al echt schemerig. En het werd koud. Het was niet bepaald rustgevend meer. We moesten hier weg. Ik ging steeds sneller lopen. René raakte achter. Met zijn tergend trage tempo was hij een blok aan mijn been. Tot ik hem niet meer hoorde. Ik draaide me om. Daar zat hij, een eindje verderop, aan de kant van de weg. Hij kon me niet meer bijhouden, hij had een pijnlijke blaar op zijn voet.

Mijn hart ging als een razende tekeer. Over een kwartier zouden we in het bos geen hand voor ogen meer zien. Snapte hij dat nou niet? Maar wat ik ook zei, hij bleef zitten waar hij zat.

‘Blijf dan maar hier, dan zie ik je later wel!’ Met grote passen liep ik bij hem vandaan.

‘Laat je me hier zomaar alleen achter?’

Wat wilde hij nou? Dat ik bij hem ging zitten wachten tot het ochtend werd? Met deze temperatuur? Met tegenzin liep ik naar hem toe.

‘Jij wilt toch niet meer?! Zeg jij dan wat we moeten doen?’

‘Zullen we teruglopen?’ Zijn zachte stem was een groot contrast met mijn geschreeuw. Hij had sterke argumenten. De weg die we hadden gelopen konden we misschien terugvinden, maar we hadden geen idee hoe ver we nog moesten als we de route zouden blijven volgen. De beschrijving op het A4’tje klopte niet, bovendien was het papier inmiddels verfrommeld en gescheurd. Het was te donker om het te lezen en we konden mijn mobiel niet als lamp gebruiken vanwege de batterij.

De tocht opgeven voelde voor mij als falen, maar hij had wel een punt. Zuchtend gaf ik hem een hand en hielp hem op de been. In een veel te langzaam tempo naar mijn idee vertrokken we zwijgend in de richting waar we vandaan waren gekomen.

Als het stil is hoor je van alles. Het ruisen van de bomen. Vogels. En auto’s! Hopelijk reden die over de weg die we eerder overgestoken waren. We liepen in de richting van het geluid, dat een spelletje met ons leek te spelen. Dan weer hoorden we het verkeer voor ons, dan weer achter ons. Onze hoop groeide toen we de autolichten door het struikgewas voorbij zagen flitsen. Maar de grote weg bleek onbereikbaar, er stond een hoog hek waar we niet overheen konden. Het pad waarop we liepen boog af, het bos weer in. Van het pad afgaan was geen optie. De batterij had nog 2%. Als we iemand zouden bellen, konden we niet meer uitleggen waar we waren.

Mijn moeder zei altijd ‘als de nood het hoogst is, is de redding nabij’. Onze redding was het ven, dat net zo mysterieus voor ons opdook, als eerder deze middag. En daar stond het bankje! Vanaf daar wisten we het weer. Blindelings vonden we de uitgang van het doolhof en voor we het wisten stonden we voor de grote weg. We liepen verder over het fietspad dat ernaast lag, hopelijk richting het hotel. Het was nu echt donker. Juichend vielen we elkaar in de armen toen de bus naar Ommen ons inhaalde. We liepen de goede kant op!

Uitgeput kwamen we aan in het hotel, waar we meteen aanschoven in het restaurant. Onder de tafel verlosten we onze pijnlijke voeten stiekem van de wandelschoenen. De maaltijd smaakte goddelijk. Onder het eten bespraken we de wandeling. We waren helden. We hadden elkaar uit het donkere bos gered. We konden er zelfs om lachen. We zijn zelfs nog steeds bij elkaar, maar we hebben ons lesje geleerd: in het najaar krijg je ons na 15.00 uur het bos niet meer in.


dinsdag 25 oktober 2022

Deelname schrijfwedstrijd LetterRijn 2022 - Black-out

 

Vergeef ons onze zonden

Tine ging zoals ze was. Impulsief, spontaan en vol overtuiging. Ze liep langs me heen en zei ‘Ik kan het niet meer, ik stap eruit. Dat jij het hier volhoudt in deze gevangenis, met zusters die niet van je af kunnen blijven, met die vreemde blik in de ogen.’ Wat moest ik zeggen? Ik rende achter haar aan, maar zij was veel sneller boven. Het was niet bij te houden. Achteraf gezien was dat natuurlijk precies de bedoeling. Terwijl ze richting de zoldertrap verdween, galmden haar zinnen nog na in mijn hoofd. Het waren haar laatste woorden. Nog geen minuut later viel ze te pletter op het plein voor het internaat.

Met mijn lepel maak ik figuurtjes door de groene brij in de kom. Ik krijg nog steeds geen hap door mijn keel. Het is niet te bevatten. Ze kwam, zag en overwon. Ze was voor niets of niemand bang. Alle regels van het internaat lapte ze aan haar laars.

Als ik opkijk zie ik zuster Cornelia op me afkomen. ‘Maria, ik wil je na het eten gelijk even spreken. Ik zit op mijn werkkamer.’ Ik zet mijn kom en glas op het dienblad en sta rustig op. Naar haar werkkamer nog wel. Wat wil ze van me? Zou ze zien dat het niet goed met me gaat na de dood van Tine? Zou ze haar medeleven willen tonen? Dat zou wel gepast zijn. Ik mis iemand waarmee ik erover kan praten. Niemand ziet hier hoe het echt met je gaat, zelfs niet hoe je worstelt met het gemis van je vriendin. Was Tine mijn vriendin? Ik weet het niet, Onder normale omstandigheden had ik haar misschien een vriendin durven noemen. Maar hier, op het internaat, is alles anders. De laatste weken weet ik al helemaal niet meer wat ze van me dacht. Zou ze daarom…? Ik wil er niet aan denken. ‘Binnen,’ is de reactie op mijn zachte klop op de deur.

 

Zuster Cornelia zit achter haar bureau. Zuster Petronella zit ernaast. Een gesprek met beide zusters had ik niet verwacht. Dan moet er bijzonder nieuws zijn. Mijn vader flitst door mijn hoofd. Of een van mijn broertjes. Ik lees de gezichten van de zusters, zoekend naar iets dat me vertelt wat ik kan verwachten, maar ik zie niets. Zuster Cornelia wijst naar de stoel voor het bureau en pas nadat ik zit steekt ze van wal.

‘Wat er is gebeurd met Tine … laten we het zo zeggen … is jouw schuld.’ Het voelt als een klap in mijn gezicht. Ik schuif naar het puntje van mijn stoel en neem elke beweging in de gezichten van de zusters in me op. De gezichtsuitdrukkingen zijn volledig neutraal. Hebben ze enig idee wat dit teweeg brengt? Zuster Petronella gaat verder.

‘We hebben je heel vaak gewaarschuwd. Tine ook, dat weet je. We moesten jullie wel uit elkaar trekken. Jullie waren het Kwaad. Al het goede dat wij de meisjes hier proberen bij te brengen werd door jullie vernietigd.’ Telkens als ik mijn mond open om iets te zeggen praat een van de zusters snel verder.

‘We hadden het te laat door, jullie zondig gedrag was al teveel doorgesijpeld in het dagelijks leven. En nu is dit gebeurd en dat betreuren wij. Het is goed je bewust te zijn wat jullie samenzweringen teweeg hebben gebracht.’

‘De Heer zelf heeft je flink gestraft. Laat dit een les voor je zijn om nooit meer met wie dan ook aan te pappen. Tine heeft ons meerdere malen gevraagd wat er met jou aan de hand kon zijn. Wat ben je voor een vriendin, die afhaakt op het moment dat iemand je zó hard nodig heeft. Ze is er kapot aan gegaan. We hebben haar gezegd dat wij dat ook niet snappen. Ze is naar de zolder gegaan en uit het raam gevallen. Een noodlottig ongeval. Je kunt het met haar niet meer rechtzetten, dus zul je heel veel moeten bidden om dit nog goed te maken met onze Lieve Heer. Weet dat we je voortaan goed in de gaten houden. Ik verwacht je voor een extra rozenkrans op mijn kamer, bij het houten kruisbeeld. Hier laten we het bij.’

Ik heb niets meer te zeggen. Ik had gehoopt op een klein beetje medeleven, maar zelfs dat is teveel gevraagd. Ik pak mijn rozenkrans uit mijn chambrette en loop rustig naar de kamer van die ik maar al te goed ken. Zuster Cornelia doet open en ik kniel neer bij het grote houten kruisbeeld en begin te bidden.

Sinds Tines dood slaap ik slecht. Vanavond lukt het natuurlijk helemaal niet. De gedachten in mijn hoofd zijn niet te stoppen. Ik twijfelde zelf al of ik zelf misschien schuld had aan de dood van Tine. Ik hoopte dat de zusters dat gevoel bij me weg zouden nemen. Maar zij waren ervan overtuigd.

Het was geen ongeluk, maar overduidelijk een bewuste keuze. Ze is dwars door het raam gesprongen. Het raam is altijd op slot. Ik hoor het glas nog breken en zag haar buiten liggen tussen al die glasscherven.

De dag dat ze op het internaat kwam, herinner ik me nog tot in het kleinste detail. Ze was voor de duivel niet bang. Stiekem was ik daar wel jaloers op. Hoe vaak zal ze in het kippenhok opgesloten zijn geweest? Of door zuster Petronella zijn verdoofd in de isoleercel? Uiteindelijk hebben ze haar klein gekregen. Waarom heb ik dat niet gemerkt? Dat kan ik maar niet bevatten.

Haar eerste dag op het internaat begon ze op de strijkkamer. Tine werd door zuster Cornelia binnen gebracht. Naast mij was een plek vrij, dus Tine nam die strijkplank in gebruik. Dat was een van de redenen dat ze met me begon te kletsen. Het liep natuurlijk niet goed af, want er werd niet gepraat op het internaat en al helemaal niet tijdens het werk. Ook daarna bleef Tine wanhopig pogingen doen om met mij in contact te komen. Achteraf denk ik dat het heeft meegeholpen dat ik niet opviel, omdat ik een heilig boontje was én dat ik de heilige twee-eenheid, zoals Tine de zusters noemde, heel goed kende.

Op een dag schoof ze onder het ontbijt een piepklein opgevouwen stukje papier naar me toe. Ik verstopte het direct onder mijn bord. Ze maakte snel een beweging met haar handen alsof ze het papiertje openvouwde en begon te lezen. Ik lachte zenuwachtig. Zo begon onze briefwisseling, op lege stukjes op de bladzijden die we uit onze misboeken scheurden. Tine had ergens twee pennen achterover weten te drukken. Alles wat we stiekem deden was spannend. En omdat de zusters het niet doorhadden, verlegde Tine steeds haar grenzen.

In het laatste briefje gaf ze aan dat ze me wilde spreken. Ze had iets belangrijks te vertellen. We spraken af op de zolderverdieping. Het was uitzonderlijk dat daar niemand was. Van de isoleercel hadden we weinig te vrezen. Als daar al iemand lag, was die aan enkels en polsen vastgebonden en meestal gedrogeerd door Petronella. De cel was geluidsdicht, zodat je het niet hoorde als daar iemand lag te gillen. Als er iemand in het kippenhok opgesloten zat, konden we er niet naar toe. Een van de zusters zou naar boven kunnen komen om naar het meisje in het met kippengaas afgetimmerde hok te komen kijken. En dat zou ons kunnen verraden. We mochten gewoon niet gesnapt worden. We moesten vrijuit kunnen praten, maar we konden niet te lang weg blijven. Dat zou teveel opvallen. Die dag was de situatie ideaal. Tine ging naar boven. Een paar minuten later volgde ik haar, benieuwd wat ze mij wilde vertellen. Het was een heftig verhaal. Ze had al een tijdje hevige buikpijn. Ze was zwanger geweest en de zusters hadden haar baby weggehaald. Dat ging er niet bepaald zachtzinnig aan toe. Ik vroeg haar hoe ze zwanger was geraakt. Ik zat al sinds mijn twaalfde in het internaat en nadat mijn moeder was overleden toen ik zes was, woonde ik alleen met mijn vader en broertjes. Niemand had me daar ooit iets over verteld. Eens per maand bloedde ik. De zusters vertelden me dat dit het kwaad was, dat eruit moest. Ik wist niet beter. Tine was zwanger van haar stiefvader. Nadat haar vader was overleden hertrouwde haar moeder met een weduwnaar. Ze kregen samen nog twee kinderen en de geboorte van het derde kind overleefde haar moeder niet. Haar stiefvader eiste dat zij als oudste en als meisje de rol van haar moeder overnam, in alles. Dus zorgde ze voor hem en de kinderen en sliep ze ook bij hem. Hij verkrachtte haar voortdurend. Tot ze zwanger werd. Toen hoefde hij haar niet meer en zorgde de gezinsvoogd ervoor dat ze in het internaat terecht kon. Ze was bang dat er iets in haar buik niet helemaal goed was, omdat ze hevige bloedingen had. Van haar hoorde ik dat het de menstruatie was. Dat dit te maken had met vruchtbaar zijn en baby’s kunnen krijgen. Ook vertelde ze mij dat daar een man voor nodig was. Dat was allemaal nieuw voor mij.

Ik voelde me onrustig en wilde naar beneden gaan. Tine hield me tegen. Ze wilde me nog zeggen hoe fijn ze het vond om met me te praten. Ik was de enige die zich om haar bekommerde. Ze trok me naar zich toe en hield me stevig vast. Ik voelde haar tranen in mijn hals glijden en zelf hield ik mijn ogen ook niet droog.

We schrokken ons kapot toen we vlakbij iemand hoorde hoesten. Daar stond zuster Cornelia in de deuropening. We waren zo in elkaar opgegaan, we hadden haar niet boven horen komen. En we konden nergens naartoe. Ze verbood ons om nog met elkaar om te gaan en zou daar hoogstpersoonlijk een stokje voor steken. Vanaf dat moment lagen we onder een vergrootglas. Ik viel terug in mijn oude gedrag. Dus hield ik me aan de regels, zocht geen problemen en negeerde Tine. Dat had mij de afgelopen jaren geholpen om wat vrijheid te verwerven en met de situatie om te kunnen gaan. Juist door dit gedrag had ik ongemerkt de vriendschap met Tine kunnen opbouwen. Ik had het haar niet meer uit kunnen leggen, omdat we geen contact meer mochten hebben. Ik hoopte maar dat ze het wel zou snappen, al had ik haar niet veel verteld over hoe het er hier aan toe ging. Haar situatie vroeg altijd zoveel aandacht, en onze momenten samen waren schaars geweest.

Volgens de zusters was Tine bij hen gekomen, omdat ze niet wist waarom ik me zo van haar afgekeerd had. Zonder blikken of blozen hebben ze haar gewoon gezegd dat ik haar heb laten vallen toen ze me zo hard nodig had. Terwijl zij ons zelf uit elkaar getrokken hadden. Ik kan me ook helemaal niet voorstellen dat Tine naar de zusters is gegaan. Ze heeft me zo vaak laten weten hoe erg zij ze haatte. Maar zeker weten doe ik het niet. De zusters konden me gemakkelijk overtuigen. In hoeverre heb ik een ideaalbeeld van haar in mijn hoofd gevormd? Was ze eigenlijk wel te vertrouwen?

Dan herinner ik me opeens iets heel anders. Ik moet een jaar of dertien geweest zijn en was net voor het eerst ongesteld geworden. Je mocht een keer per dag een nieuw maandverband halen bij zuster Cornelia. Het was een knetterhard ding van badstof, dat je in je onderbroek moest leggen. Er was een nummer in geborduurd. Ik lette daar eerst niet op, maar daarmee hielden de zusters je cyclus precies bij. Werd je niet op tijd ongesteld, dan werd je na twee weken onderzocht.

Als je hevig bloedde, kon je je melden bij zuster Cornelia en per gratie Gods kon je dan een extra maandverband krijgen. Ze vond het niet normaal dat je zoveel bloed verloor en bleef je dan ook tussentijds checken. Daarvoor moest je bij haar langskomen. Vaak moest je dan in het weekend in het internaat blijven en mocht je niet naar huis. Je meldde je bij haar op de kamer en ze deed dan poeslief. De eerste keer dat ik bij haar kwam gaf ze me snoepjes en aaide ze me over mijn gezicht. Dat ging in razend tempo steeds verder. Na de derde keer deed ze haar vingers bij mij naar binnen. En de keer daarna kleedde zij zich uit en moest ik haar aanraken op intieme plekken. Het voelde helemaal niet goed en zeker niet fijn. Het was zeer beschamend. Cornelia zei dat het erbij hoorde. Tijdens de handelingen had ze altijd een bepaalde blik in haar ogen. Alsof ze er niet bij was, bij wat ze deed, maar ‘ergens anders’ was. Wat ze bij mij deed, deed altijd veel pijn. Nog een paar keer later duwde ze voorwerpen bij mij naar binnen. Ik heb gegild van de pijn. Het oude gebouw was zo gehorig, dat je hoopte dat iemand je zou horen, maar de kamer van Cornelia lag onderin het gebouw, ver weg van de wandelgangen. Bovendien was er in het weekend bijna niemand. Ze deed het voorkomen alsof het een voorrecht was, je moest haar dankbaar zijn dat je zoveel extra liefde van haar kreeg. Dan hoorde je niet te schreeuwen. Als het hele ritueel klaar was moest je aan de andere kant van haar kamer plaatsnemen op een knielstoel voor een klein altaar met een groot houten kruis. Daar moest je hardop een rozenhoedje bidden. Cornelia lag ondertussen op bed en telde mee. Op die manier kon God er misschien voor zorgen dat je bloedingen minder heftig zouden zijn. Ik krijg nog steeds kippenvel als ik daaraan denk. Ik hoopte maar dat ik de enige zou zijn, bij wie dit gebeurde. Toen ik zeventien werd stopte het. Ik hoorde toen bij de oudere meisjes. Die vielen onder de hoede van zuster Petronella. Zij had soms losse handjes en kon je flink slaan. Dat deed pijn. Voor je gevoel was het vaak onterecht, maar uiteindelijk deed het veel minder pijn dan de daden van Cornelia. Daardoor voelde je je ook nog vies en slecht. En het bidden loste niets op.

Over drie maanden word ik eenentwintig. Jarenlang heb ik daar naar uitgekeken, naar de dag dat ik het internaat mag verlaten. Maar nu ik hier lig, in het donker, in bed, zonder enig vooruitzicht waar ik naartoe kan, overvalt me de eenzaamheid. Met mijn vader heb ik al lang geen contact meer. Als ik al naar huis mocht werd ik aan het werk gezet, maar we wisselden geen zinnig woord met elkaar. Waar mijn broers zijn gebleven weet ik niet. Zij weten niet eens wie ik ben. Ik heb geen enkel zicht op werk. Wat moet ik doen? Ik ben alleen op de wereld en de enige waar ik van hield, die ik terecht of onterecht vertrouwde, is uit wanhoop uit het raam gesprongen. Misschien zou ik dat ook moeten doen. Maar ik kan het niet.

Ik schiet rechtop in bed als ik overduidelijk de stem van Tine hoor in mijn hoofd.

‘Dat jij het hier volhoudt in deze gevangenis, met zusters die niet van je af kunnen blijven, met die vreemde blik in de ogen.’ Ik hoor de zin honderden keren door mijn hoofd echoën. Ik houd mijn handen tegen mijn oren, maar het gaat maar door. Tot het kwartje als een betonblok valt. Dát was wat Tine mij probeerde te zeggen, vlak voordat ze uit het raam sprong. Zusters die niet van je af kunnen blijven. Cornelia met haar vreemde handelingen en de losse handjes van Petronella. En die vreemde blik in de ogen van Cornelia…

Dit had ik zelf nog nooit eerder bedacht, maar nu weet ik zeker dat zuster Cornelia ook aan Tine heeft gezeten. En als dat zo is, aan wie dan nog meer? Wie is er veilig bij haar? Er is hier een heel internaat vol met jonge meisjes waaraan zij zich kan vergrijpen, zonder dat iemand er iets aan kan doen. Misschien … Het is alsof iemand razendsnel een plan in mijn hoofd typt dat zich langzaam ontvouwt. Ik moet blijven. Als oblaat begeleid je jonge pupillen en is het toegestaan met ze praten. Op die manier kan ik ze voorlichten en begeleiden. Ik kan ze waarschuwen en naar ze luisteren wanneer ze denken dat de zusters liegen of hun woorden in hun eigen voordeel verdraaien. Door wat ik zelf heb meegemaakt zal ik het sneller zien, dat de zusters de meisjes uit elkaar drijven en kan ik hopelijk voorkomen dat ze rare dingen met ze doen.

Het heeft na het hele gebeuren met Tine wel wat voeten in de aarde om het vertrouwen van de nonnen terug te winnen. Het is in mijn voordeel dat er maar weinig meisjes willen blijven en dat veel oblaten uiteindelijk toch kiezen voor een leven buiten het internaat. Als je oblaat bent geweest, kom je gemakkelijker aan een baan. Dat is ook een bijkomend voordeel voor mijn toekomst.

Na de kerk blijf ik steeds vaker wat langer om te biechten. Nu ik bijna eenentwintig ben is dat geen probleem. Veel meisjes doen dit in de laatste maanden die zij op het internaat doorbrengen. Daarnaast grijp ik alle gelegenheden aan om me van de goede kant te laten zien. Ik ben veel op mezelf en als ik denk dat de tijd er rijp voor is, ga ik in gesprek met Petronella, die de oudere meisjes, waar ik onder val, begeleidt. Ik vertel haar dat ik spijt heb van alles wat er is gebeurd. Ik vertel haar ook dat ik elke dag te biecht ga bij meneer pastoor. Petronella zegt me dat ze dat gehoord heeft en dat stemt haar tevreden. En dan vraag ik om akkoord om als oblaat in het internaat te blijven. Ik leg haar uit dat ik meisjes kan begeleiden, omdat ik als geen ander weet waar het toe leidt als je van het rechte pad afwijkt. Het lukt me om Petronella te overtuigen, maar zij moet het nog bespreken met zuster Cornelia. Het mag een wonder heten als ze het goedkeurt. Het duurt een paar weken voordat ik een reactie van haar krijg, maar uiteindelijk is die gelukkig positief.

Op mijn eenentwintigste word ik officieel als oblaat beëdigd. Gek genoeg voelt het goed. Ik heb voor het eerst in mijn leven iets bereikt. En ik ben me heel erg goed bewust van mijn taak en de verantwoordelijkheid die dit met zich meebrengt.

Ik word gekoppeld aan zuster Antoinette. Ik ken haar wel. Ze is een lieve jonge vrouw, die nog niet zo heel lang geleden is ingetreden, maar wel alle geloftes inmiddels heeft gedaan. Ze hield zich altijd erg op de achtergrond. Ze heeft al een tijdje de leiding over de oblaten. Dat begint in ieder geval voorspoedig. Ik zal haar wijsheid gebruiken, maar ze zal niet weten wat ik eigenlijk van plan ben. Door mijn ervaringen vertrouw ik niemand meer. Tine was wat dat betreft een uitzondering. Er waren altijd genoeg meisjes die je maar al te graag bij de nonnen verklikten. Vaak bewust, maar soms ook omdat ze gewoon te makkelijk hun mond voorbijpraatten. Je wist nooit echt waar je aan toe was.

Het valt me niet mee om me aan te passen aan het regime, waar ik het de laatste jaren zo moeilijk mee had. Ik loop vaak tegen de verantwoordelijkheden aan, waar ik totaal niet achter sta. Maar de gedachte aan het hogere doel en de stem van Tine in mijn hoofd slepen me erdoor heen. Heel af en toe, als ik heel zeker weet dat het kan, neem ik een groepje meisjes dat al wat langer op het internaat verblijft apart en leg ze uit wat er gebeurt als ze gaan menstrueren. Precies zoals Tine mij dat aan mij had verteld.

Ook speel ik ’s avonds vaak spelletjes in de recreatiezaal, met een groepje jonge meiden. Ik geniet van het plezier dat ze met elkaar hebben. In de eetzaal laat ik de meisjes gezellig met elkaar praten. Alles binnen de perken. Het moet niet opvallen.

Het kan natuurlijk niet uitblijven dat de zusters het toch in de gaten krijgen. Eerst krijg ik een waarschuwing via Antoinette. Niet veel later word ik op het matje geroepen bij Cornelia. Ze verwijt me dat ik over lijken ga. Ze wijst me erop dat de leeftijdsgroep met wie ik werk gemakkelijk te beïnvloeden is en of ik me daar wel bewust van ben. Nou en of ik dat weet, maar dat ga ik haar niet vertellen. Ik knik braaf ja en amen. Ik doe niets met haar woorden. Ze kan me niets meer maken. Ze kan me niet eens wegsturen, ze heeft me veel te hard nodig. Het geeft me een sterke positie. Ik ben niet meer bang. Tine is mijn grote inspiratiebron en mijn grote voorbeeld. Mijn hogere doel is mijn routekaart.

Als oblaat blijf je elk weekend in het internaat. Ik houd ervan om door de gangen te dwalen, om met de pupillen die ik tegenkom te praten of iets te ondernemen. Maar meestal kom je niemand tegen. Als ik de trap naar beneden afdaal en de gang insla hoor ik duidelijk gegil.

‘Het doet pijn. U moet stoppen!’

‘Nee meisje, dit is omdat je moet boeten voor je slechte daden. We moeten het Kwaad uit je trekken …’

In één seconde komt alles terug. Terwijl ik Cornelia’s kamer nader trekt er een vreemde waas door mijn hoofd. Ik grijp een stoel uit een van de kamertjes en beuk hiermee door het dunne hout van de deur van de kamer die ik zo goed ken. Daar ligt Cornelia op bed, met naast haar het fragiele meisje dat nog geen maand geleden op het internaat is gekomen. Ik geloof dat ze Anna heet. Ze is naakt.

Ik kom pas weer bij zinnen als Petronella binnenkomt. Ik zit tegen de muur met het iele meisje tegen me aan. Ik moet een deken van het bed van Cornelia af hebben getrokken en slordig om haar heen hebben geslagen. Terwijl we zachtjes heen en weer wiegen trilt ze en klappert ze met haar tanden. Ik zie dat er een stoel vastzit in het hout van de deur. Cornelia ligt met haar lichaam in een vreemde bocht en met een enorme hoofdwond op het bed. Doodstil. Haar ogen staren naar het plafond. In haar rechterhand houdt ze het houten kruis, waarvoor ik altijd moest bidden, in een poging om God me mijn zonden te laten vergeven. Ik voel mijn bloed ruisen in mijn hoofd. Dan voel ik de paniek. Cornelia is dood.

Petronella schuift de deken aan de kant. Het dunne lijf van Anna zit onder de bloedspetters. Het jonge meisje begint te huilen. Achter Petronella vang ik een glimp op van Antoinette. Petronella vraagt haar de politie te bellen. Over een kwartier. Dan zie ik hoe ze van achter haar rug haar hand met daarin een gevulde injectienaald tevoorschijn haalt. Voor ik besef wat ze van plan is, heeft ze die al dwars door mijn blouse heen in mijn bovenarm gedrukt.

Ik word wakker van mannenstemmen en zware voetstappen op de trap. Ik voel de harde bank. Om mijn vermoeden te bevestigen probeer ik mijn benen en armen te bewegen. Het lukt niet, ze zijn vastgezet met leren riemen. Ik hoor ze praten met een meisje. Anna? Ik kan niet denken. Mijn hoofd is te wattig, te vol. Dan gaat de deur van de isoleercel open en zie ik vaag twee politiemannen binnenkomen. Ze stellen me vragen, maar ik kan niet bedenken wat ik moet antwoorden. Er komen vreemde kreten uit mijn mond. Ik vang iets op over vingerafdrukken op een houten kruis, van mij en van Anna. Ze heeft verteld hoe ik als een bezetene op haar in heb geslagen met het houten kruis. Ik begrijp dat ik verdacht wordt voor de moord op Cornelia. Of ik weet wat dat betekent. Ik weet het niet. Het kan me ook niet schelen. Het enige dat ik besef is dat ik heb gefaald. Wie dacht ik dat ik was dat ik de meisjes op het internaat zou kunnen redden?

Ze brengen me rechtstreeks naar een gesticht. Ze vertellen me dat Petronella heeft verklaard dat ik bezeten ben en altijd al een beetje vreemd ben geweest, maar dat het, dankzij de goede zorgen van Cornelia en haar, goed met me ging op het internaat. Het leek hen niet verstandig om mij uit de vertrouwde omgeving weg te halen. Ze hebben de verpleging in het gesticht geadviseerd me met pillen rustig te houden. Ik voel me klein en slecht. Ik wil dood, maar dat zal me niet lukken. Ik word dag en nacht bewaakt.

Ik weet niet hoelang ik hier lig, als er in de ochtend een jonge verpleegster de zaal op komt met een kar vol medicijnen. Ik heb haar nog niet eerder gezien. Ik vraag om een glas water en een pijnstiller. De verpleegster zet de kar naast mijn bed. Terwijl zij het water inschenkt grijp ik een geprepareerde spuit van de kar en duw die zo hard als ik kan in mijn been. Ik druk de vloeistof gauw in mijn lichaam. Ik hoor de zuster in paniek iets over insuline schreeuwen en in korte tijd is de hele verpleging in rep en roer. Ze ontgrendelen mijn bed en rijden met me door het gebouw. Het duurt lang genoeg. Voordat ik op een behandelkamer lig, verlaat mijn geest rustig mijn lichaam.

Anna legt haar nachthemd klaar en trekt haar rok uit. Er valt een knoop af, die rolt onder haar bed. Ze ziet hem door een grote kier tussen de planken van de vloer verdwijnen. Ze kan er niet bij. Zuster Antoinette vraagt wat ze doet en kijkt onder het bed. De smalle vingertjes van Anne kunnen door de spleet en zo trekt ze de plank omhoog. Ze pakt de knoop. Er ligt ook een misboek, dat ze ook uit de holte onder de vloer haalt. Ze haalt de losse stukjes papier eruit. Op de eerste bladzijde van het misboek staat een korte brief. Zuster Antoinette neemt het boek over en leest de tekst hardop voor:

Lieve Maria,

Ik kan er niet meer tegen, ik zie geen andere uitweg meer dan eruit te stappen. Ik snap dat je me negeert, dat is slim. Jij moet verder, dus je moet het vertrouwen van de nonnen zien te herstellen. Ik vind het moeilijk en zwaar. Je was mijn enige steun. Ik wou dat ik zo sterk en verstandig kon zijn als jij. Jij redt het wel met je engelengeduld, dat weet ik zeker. En wie weet, red je op een dag ook de meisjes van dit internaat. Je bent een goed mens en ik ben blij dat ik je heb mogen leren kennen.

Liefs, Tine.

zondag 29 november 2020

Deelname schrijfwedstrijd LetterRijn - Blind Vertrouwen

Toch de klos

Ik moest naar de gevangenis, maar ik had niets gedaan

Ik wist wel wie de dader was, maar ik geef geen vrienden aan

Het goede doel – Nooduitgang.

1985

Een hand op mijn rug duwt me vooruit. Een harde zet tegen mijn schouder brengt me uit mijn evenwicht. Ik heb meer vaart dan Karlijn, die net nog naast me fietste. Ik hoop dat ik haar kan ontwijken. Ik kijk om en het volgende moment lig ik in de berm, met mijn fiets bovenop me. Ik hoor nog een fiets vallen. Terwijl ik moeite doe om onder mijn fiets vandaan te komen duikt er iemand bovenop me. Zijn handen zijn overal. Ik schop met alle kracht die ik heb van me af, maar mijn belager is te lomp. Hij wordt nog zwaarder. Of ligt er nog iemand bovenop? Waar is Karlijn? Ik vecht door, maar heb geen schijn van kans. Ik hoor een paar doffe klappen. De druk op mijn lijf neemt af. Ik ben weer vrij. Ik draai me om en zie in het zwakke schijnsel van de straatlantaarn verderop een jongen naast me liggen. Zijn gezicht zit onder het bloed, maar ik herken hem. Hij was vanavond in de kroeg. Karlijn zit naast hem op haar knieën met in haar hand een grote bonkige steen. We durven niet te checken of hij nog leeft. Karlijn loopt naar haar fiets. Ik krabbel op, zet het stuur van mijn fiets recht en we rijden verder. We moeten een plan bedenken. Stel dat hij dood is, dan mag het spoor niet naar ons leiden. Waar het park overgaat in de woonwijk is een grote vijver. We stoppen en Karlijn gooit de steen zo ver als ze kan in het water. Met een plons verdwijnt die naar de bodem. We geven elkaar een kus op de wang en een stevige knuffel. Hier scheiden onze wegen. Voorgoed.

2020

Hoe noordelijker ik kom, hoe rustiger de weg. We gaan naar Ameland met ‘de groep in de groep’.

Zo werden we genoemd door onze klasgenoten op de KLOS, beter bekend als de opleiding voor kleuterleidsters. Zij vonden het ongepast dat wij binnen onze klas onze eigen groep vormden.

Het initiatief kwam van Nina. Zij was Ilse tegengekomen op een symposium waar ze haar vertelde dat ze had geluncht met Karlijn nota bene! Ze had haar telefoonnummer. Ilse had altijd contact gehouden met mij, dus zij had mijn nummer. Ze maakten een WhatsApp groep aan. We hadden het nooit gedacht, maar na vijfendertig jaar was de ‘groep in de groep’ uit de as herrezen. Het contact via de telefoon bleek een noodoplossing, de drang om elkaar te zien werd steeds groter. Nina regelde een huis op Ameland. We spraken af bij de haven in Holwerd.

Ik heb er heel veel zin in, maar dat Karlijn erbij is maakt het spannend. Na die bewuste nacht heb ik haar nooit meer gezien of gesproken. Nu brengen we een heel weekend met elkaar door. We kunnen elkaar niet ontlopen.

De ontmoeting is hartelijk. Dat doet me goed. Daarna gaan we verder waar we vijfendertig jaar geleden zijn gebleven. Iedereen heeft zijn eigen herinneringen en zo steekt de een de ander aan. Ik ben opgelucht dat ik geen spanning voel tussen mij en Karlijn. Misschien komt het doordat we al contact hadden via de groepsapp. Zou ze er nog wel eens aan gedacht hebben, aan die nacht? Die gedachte zorgt voor een steek in mijn hart. Ik heb er nog lang last van gehad. Het ging pas over toen ik leerde autorijden en niet meer alleen op de fiets ergens naartoe hoefde.

Gaandeweg het weekend maken de herinneringen van vroeger meer en meer plaats voor gesprekken over nu. Mijn gedachten dwalen steeds vaker af, want mijn single leven zonder kinderen wijkt erg af van dat van de andere drie. Ik kan de reden niet benoemen, maar ik heb het gevoel alsof ik buitengesloten word. Zij betrekken me steeds minder bij hun gesprekken en ik kan slecht tegen de verhalen van hun veel te leuke partners en hun geweldige kinderen. Langzaamaan lijk ik de grip op de groep te verliezen. Nog even volhouden. Het is inmiddels al zaterdagavond. Morgen gaan we weer naar huis.

‘Hé Juul, kun jij je dat spel nog herinneren, dat we bij drama deden? Dat je een verhaal vertelt wat echt gebeurd is, maar dat je daar ook iets bij verzint? Na afloop moet de rest dan raden wat waar is en wat niet.’ Ik weet het nog.

‘Zullen we daar dan maar een fles wijn bij opentrekken?’ Nina verdwijnt naar de keuken.

‘Karlijn en ik doen de luiken dicht. Dat maakt het extra spannend.’ Baldadig trekt Ilse Karlijn mee naar buiten. Als ze weer terug zijn gaat Ilse in tegengestelde richting bij Nina op de bank liggen. Ik plof neer in een ouderwetse fauteuil. Mijn voeten leg ik op de salontafel. Karlijn gaat met de borrelplak rond en neemt daarna plaats op de poef.

Nina begint.

‘Toen mijn kinderen allemaal naar de middelbare school gingen, ben ik meer gaan werken. Mijn moeder vond het belachelijk dat ik nog altijd ons eigen huis poetste. Ik moest maar een Pools meisje  nemen. Ik vond het onzin, ik kon het prima zelf. Toch stond een week na mijn verjaardag Nathalia op de stoep. Pools én illegaal. Erik ontplofte bijna. Hij had net een goede baan bij het Openbaar Ministerie in Utrecht. Dit kon écht niet. Ik wilde mijn moeder niet teleurstellen, dus ik stelde voor dat we het een maandje zouden aanzien. Al na de eerste week begon het gedoe: er waren dingen verdwenen, Nathalia riep steeds dat ze meer wilde verdienen en als we daar geen gehoor aan gaven konden we erop rekenen dat onze jongens op een dag spoorloos verdwenen waren. Ik kon niet inschatten waartoe ze in staat was en deed geen oog meer dicht. Ik bracht de jongens overal naar toe. Daar werden die pubers op school natuurlijk flink mee gepest. Dat het ze niet in de koude kleren ging zitten, bleek toen Sven, onze oudste, onder het bloed de kamer in kwam. Hij wil bij de marechaussee en heeft een heel arsenaal aan gewichten op zijn kamer staan. Volgens hem liep ze hem weer eens in de weg en toen heeft hij op haar ingeslagen. Hij had het afgemaakt met een paar zware gewichten, waarmee hij haar hoofd had verbouwd. Midden in de nacht hebben Erik en ik het lichaam van Nathalia in de Eem gegooid. Uiteindelijk is ze gevonden, maar omdat ze illegaal hier was, konden ze er niets mee.’

Trots als een pauw kijkt Nina de kring rond, om daarna meteen grif toe te geven dat ze nooit een Pools meisje hebben gehad.

Ilse neemt een handvol noten van de borrelplank en gaat rechtop zitten. Nina schenkt de wijnglazen vol. Ilse eet haar mond leeg en steekt van wal.

‘Jullie herinneren je vast Herman nog wel. Ik was al met hem sinds mijn vijftiende. Na de opleiding trouwden we en kregen drie kinderen. Toen die naar school gingen, vroeg de directeur of ik niet wilde komen invallen op die school. Daar hoefde ik niet lang over na te denken. Herman had wat er moeite mee, met zo’n financieel onafhankelijke vrouw. Hij probeerde mijn vrijheid steeds meer te beperken. Aan de ene kant snapte ik het wel en wilde ik hem daarin tegemoet komen, aan de andere kant brak het me op. In die tijd waren we bevriend met onze buren. Vooral tussen mij en buurman Nick klikte het goed. Zijn vrouw Esther was een psychisch wrak. Ze had al verschillende keren geprobeerd zelfmoord te plegen en werd regelmatig opgenomen. Dan ging ik vaak bij Nick langs. Van het een kwam het ander. We hebben vaak geprobeerd onze relatie te stoppen, maar we deelden meer met elkaar dan met onze partners. Uiteindelijk waren de scheidingen onvermijdelijk. Esther kon het niet aan en nam een overdosis pillen. Herman gleed helemaal af. Er werd een wietplantage bij hem thuis ontdekt. Nick en ik vormden een nieuw gezin met al onze kinderen. Die zijn inmiddels de deur al uit. Je vraagt je altijd af wat er van terecht moet komen, na zoveel leed. Maar ze hebben het allemaal heel goed en daar zijn we heel trots op. We zijn juist een hechte club geworden. En zeker nu, nu de oudste van Nick net een tweeling heeft gekregen. Ik ben de meest trotse oppas-oma die jullie ooit hebben gezien.’

Ik heb bijna een teiltje nodig. Wat een klef verhaal. Voor het eerst in vijfendertig jaar stoor ik me aan Ilse. En dan die zelfingenomen blik van haar. Nina en Karlijn hebben de slappe lach om de wietplantage van Herman. Ik kan er niet om lachen. Ik voel een druk in mijn hoofd en krijg het bloedheet. Ik snap er niets van. Ik ken een hele andere versie van hoe ze Nick heeft ontmoet. En over die Esther heb ik nog nooit eerder iets gehoord.

Karlijn is de volgende. Ze zit er al helemaal klaar voor. In mijn hoofd blijft het gonzen. Ze zal toch niets vertellen over toen?

‘Na de opleiding trouwde ik met Anton. We kregen een dochter en een zoon. Anton had veel behoefte aan vrijheid en trok er regelmatig alleen op uit. Ik heb er nooit iets achter gezocht. Achteraf bleek hij al jaren van twee walletjes te eten. Ik ontdekte het toen zij ook zwanger raakte van hem. Ik heb de relatie meteen beëindigd. Niet veel later stortte ik volledig in. Ik kon niet meer werken en zat met twee kinderen financieel aan de grond. Alimentatie wilde meneer niet betalen. Ik was woedend. Ik begon hem te stalken en te bedreigen. Het leek hem niets te doen. Op een dag stond ik met een bijl in hun tuin. Ik wilde hun blije hoofden in tweeën hakken. Eenmaal daar durfde ik niet meer. Ten einde raad sloeg ik de bijl in de tuintafel. Met  heel veel gehannes en gedoe kreeg ik hem uiteindelijk los. Mijn therapeut is jaren met me bezig geweest om de hele situatie een plek te geven. Pas toen ik weer ging werken krabbelde ik langzaam maar zeker op. In de trein naar mijn werk ontmoette ik Robert. Dat het ooit een relatie zou kunnen worden kwam toen niet in me op. Inmiddels zijn we alweer tien jaar samen. We hebben het zo fijn. En hij is een superbonusvader voor mijn kinderen.’ Karlijn geeft bijna licht als ze stopt met praten.

‘Wat fijn dat het nu zo goed met je gaat, Karlijn!’ Nina klonk als een tweederangs therapeut. Ilse deed er nog een schepje bovenop.

‘Wat een verhaal! Wat sterk van je, dat je jezelf uit het dal hebt weten te vechten!’

Niets dan lof. Ik ben de verhalen over de gezellige partners die zo geweldig goed met de kinderen kunnen opschieten inmiddels meer dan zat.

‘Dat met die bijl is leuk verzonnen.’ Ilse is helemaal in haar element. Karlijn zegt niets. Ze glimlacht mysterieus. Je zou het als een bevestiging kunnen interpreteren, maar zo zie ik het niet.

Nu iedereen is geweest ben ik aan de beurt. Ik ben benieuwd hoe ze op mijn verhaal reageren.

‘Na de opleiding verhuisde ik samen met Stefan naar Rotterdam. We wilden heel graag kinderen, maar het lukte niet. Jarenlang zaten we in de mallemolen, maar het is nooit gelukt. Later bleek dat het niet aan Stefan lag. Hij verliet me voor een jonge snol op zijn werk. Zij was meteen zwanger. Een ongelukje noemde hij het. Ik raakte buiten mezelf van woede en jaloezie. Dat sloeg om in vechtlust. Hij zou spijt krijgen dat hij me aan de kant had gezet. Met behulp van mijn netwerk vond ik snel een baan in Nijmegen. Ik verhuisde terug naar het oosten. Ik had in Rotterdam al een premastertraject gedaan en van het geld van de overwaarde van de verkoop van ons huis betaalde ik mijn studie pedagogische wetenschappen. Ik startte een eigen pedagogisch adviesbureau, eerst nog naast mijn baan, maar het loopt inmiddels zo goed, dat ik er ruim van kan leven. Veel mensen zijn blij met de hulp die ze krijgen, maar er zijn er ook die de confrontatie niet aankunnen. Ik ben een paar keer flink in elkaar geslagen. De laatste keer werd ik bedreigd met een mes. Het liep gelukkig goed af, maar ik wilde mezelf kunnen beschermen, dus heb ik een pistool aangeschaft.’

‘Jij? Een pistool? Ma Dalton!’ Nina krijgt de slappe lach en verslikt zich bijna in de kaas.

‘In België koop je die net zo gemakkelijk als een paar schoenen.’

Ilse en Karlijn kunnen ook niet meer stoppen met lachen. ‘Leuk verzonnen Juul.’

Ik krijg het voor elkaar een glimlach op mijn gezicht te toveren, maar inwendig kook ik. Maar zij lijken zich er niet druk om te maken, wat er in mij omgaat.

‘Laten we die laatste fles ook nog maar opmaken. We gaan toch morgen naar huis.’

Ik houd mijn hand boven mijn glas.

‘Ik hoef niet meer. Ik ga naar bed.’

‘Ah Juul, doe niet zo ongezellig!’

‘Ik ben kapot, ik ben er klaar mee voor vandaag.’

Als ik in bed lig is hoor ik ze nog gieren van het lachen in de kamer. Het maakt me razend. Ik heb er zelf voor gekozen om naar bed te gaan, maar erg veel moeite om me bij zich te houden deden ze niet. Ze hebben genoeg aan elkaar. Mijn hart lijkt bonkt zo hard tegen mijn borstkas, dat het lijkt alsof het eruit wil breken. Ik probeer mijn hartslag te kalmeren met ademoefeningen, maar het helpt niet. Ik voel een opvlieger aankomen en duw de dekens van me af. Ik denk aan het verhaal wat ik had verzonnen. Wat had ik graag gewild dat het zo gelopen was. Om mijn gedachten af te leiden blijf ik het zinnetje ‘morgen weer naar huis’ als een mantra in mezelf herhalen. Toch druppelt een eenzame gedachte er schijnbaar moeiteloos doorheen. Wat heb ik thuis? Daar is ook niemand die op me wacht.

Aan het gestommel op de gang hoor ik dat de andere meiden ook naar bed gaan. Met ingehouden adem probeer ik te luisteren of ze iets over mij zeggen, maar ik kan het niet verstaan. Uiteindelijk vervagen hun stemmen en is het weer stil.

Zo’n pistool is een vreemd iets. Ik koos voor een lichtgewicht exemplaar in een roze etui. Ik vind het best confronterend, daarom noem ik haar Ank. Ik heb er een haat-liefde verhouding mee. Als ik eraan denk wat ze aan kan richten wil ik het liefst van haar af. Maar meer nog dan dat stelt haar aanwezigheid me gerust. Af en toe, zoals nu, is haar aantrekkingskracht onweerstaanbaar. Ik probeer het weg te duwen, maar het gevoel is sterker dan ik. Ik concentreer me en luister of ik echt niets meer hoor. Je kunt een speld horen vallen. Ik reik naar het nachtkastje en knip het lampje aan. Ik trek mijn rugzak vanonder het bed naar me toe. Uit het voorste vakje haal ik mijn leren handschoenen. Ik stap mijn bed uit en open zo zachtjes mogelijk de rolkoffer en pak het roze etuitje eruit. Terug in bed verlos ik Ank uit haar roze omhulsel. De korte zwarte loop glimt in het licht van het lampje. Om het geluid te dempen laad ik het pistool onder het dekbed. Het is in een klik geregeld.

Het is nog steeds stil. In mijn oren hoor ik mijn hartslag suizen. Nu ik het geladen pistool vast houd, raak ik in een soort trance. Deze opperste concentratie geeft een vreemd soort rust, alsof ik diep van binnen precies weet wat ik moet doen. Ook voel ik nog iets anders. Een soort vastberadenheid, die ik niet ken van mezelf. Ondanks de vloerbedekking voelt de grond koud aan mijn blote voeten. Op de gang druk ik de lichtknop aan. Ilse is het eerst aan de beurt. Ik sluip over de gang naar haar kamer. Ik hoor mezelf niet eens lopen, maar mijn hart maakt zoveel kabaal dat ik toch steeds even stil sta om te luisteren of ik niemand wakker maak. Zachtjes druk ik de klink naar beneden en open de deur. In het licht van de gang zie ik Ilse liggen, met haar gezicht naar de muur. In een rechte lijn loop ik naar haar toe en zet de loop tegen haar slaap. Ze wordt half wakker, draait haar gezicht naar me toe en wil overeind komen om iets te zetten. Snel schuif ik de loop naar haar voorhoofd en haal de trekker over. Er stroomt bloed over haar gezicht. Deze klus was snel geklaard. Zowel mijn gedachten als mijn handelingen gaan op de automatische piloot. Alsof iemand mij op afstand bestuurt draai ik me om, op weg naar Nina. Dan zie ik haar staan, gekleed in haar nachthemd met haar schouder geleund tegen de deurpost. Nog voordat ze de tijd heeft om haar mond open te doen schiet ik. Het is een voltreffer, middenin haar borst. Langzaam glijdt ze langs de muur, waarop een rode streep verschijnt, tot ze op de grond ligt. Voor de zekerheid schiet ik nog een keer dwars door haar oog. Nu naar Karlijn.

Ik kom haar tegen als ik over Nina heen stap en de gang in loop. Ik richt het pistool, maar ze negeert het. Doelgericht komt ze op me af, met haar linkerarm vooruit en haar rechterarm omhoog. Ik zie dat ze een bijl vasthoudt. Met haar vastbesloten houding neemt ze de regie over. Het brengt me uit mijn evenwicht.

Op een armlengte afstand blijft ze staan. Zonder woorden dwingt ze mij het pistool aan haar te geven, maar ik denk er niet aan.

‘Laten we geen gekke dingen doen, Julia.’ De kalmte van haar stem raakt me. Waarom schiet ik niet? Ik tril van spanning terwijl de adrenaline door mijn lijf giert.

‘Ga weg, ik schiet je helemaal kapot.’

‘Nee Julia, dat doe je niet. Geef je pistool aan mij, dan doe ik de bijl weg.’

Verdomme, waarom doet ze dit? Waarom heeft ze zoveel invloed op mij? Ik twijfel even, maar verman me resoluut. Dit gaat ze niet winnen. Dan voel ik haar hand om mijn pols. De bijl vliegt langs me heen. Terwijl ik kijk hoe die de buik van Nina doorboort, heeft Karlijn het pistool al te pakken. Ik loop haar achterna naar de keuken, waar ze de keukendeur opent en Ank op de bestrating van het terras legt. Ze sluit de deur en draait hem op slot.

Karlijn heeft twee koppen thee gezet. We zitten op de bank. De kussens liggen nog tegen de armleuningen, precies zoals Ilse en Nina ze hadden neergelegd. Als een grote zus slaat ze haar arm om me heen en trekt me tegen zich aan. Inwendig kolk ik en de adrenaline giert nog steeds door mijn lijf, maar ik kan geen weerstand bieden aan het vertrouwde gevoel dat Karlijn me geeft. Nu voel ik pas hoe erg ik haar heb gemist. Dan stelt ze de vraag waarvan ik wist dat die zou komen, maar waarvan ik hoopte dat ze hem niet zou stellen.

‘Waarom?’

Ik wil er niet over praten. Aan de andere kant zit het me zó hoog. Ik heb vaak gewenst dat ik mijn verhaal kwijt kon bij iemand. Ik heb geen langdurige vriendschappen. Karlijn is anders. Wij bespraken vroeger altijd alles wat ons dwars zat met elkaar. Ik herinner me hoe dat kon opluchten. De handen van Karlijn strijken over mijn haar. Hoe kan ze zo kalm blijven na wat ik heb gedaan? Ik begrijp dat ik nu de kans moet pakken om te praten. Deze kans krijg ik misschien nooit meer. Ik hakkel en stotter, ik wil alles tegelijk vertellen. Er is geen touw aan vast te knopen. Karlijn stelt me precies de vragen, waardoor de dingen op hun plek vallen. En dan opeens komt alles eruit. De boze meiden in de klas die me uitmaakten voor een dictator, de angst dat we ooit gepakt zouden worden voor die nacht van ons verbond, mijn onvermogen vriendschappen op te bouwen, mijn kinderloze leven, de onderdrukking van Stefan en de angst voor wat hij mij aan zou kunnen doen, wat de reden was om een pistool te kopen. En toen kwam dit weekend. Ik had me er zoveel van voorgesteld. Ik zocht tevergeefs naar de viereenheid die we ooit waren. Jullie hadden zoveel overeenkomsten en raakten niet uitgepraat over jullie leuke kinderen en jullie geweldige partners. Ik kotste ervan. Ik kon er niet meer tegen.

En toen hoorde ik die stem in mijn hoofd, die steeds harder schreeuwde dat ik eens een keer de ballen moest hebben om er iets aan te doen. Opnieuw beukt mijn hart tegen mijn borstbeen. Ik walg nog meer van mezelf dan ik al deed. Ik moet er een einde aan maken, hier ter plekke. Maar Ank ligt buiten en Karlijn heeft de sleutel. Ik woel me los van Karlijn, sta op, maar weet niet waar ik naar toe moet. Ik schreeuw van onmacht en frustratie en laat me terugvallen op de bank. Ik begin te huilen en kan niet meer stoppen.

Na een tijdje laat Karlijn me los en ze komt terug met een rol keukenpapier. Ze veegt mijn gezicht af.

‘Ik vond het doodeng om je terug te zien, Karlijn. Het betekende het einde van ons verbond. Ik heb me altijd aan mijn woord gehouden. Jij?’

Karlijn ook, zei ze. Het was niet meer belangrijk, want via via had ze gehoord dat er in een park in Apeldoorn een jongen was gevonden die bewusteloos in de berm naast het fietspad lag. De politie was ervan uitgegaan dat hij teveel gedronken had en ongelukkig gevallen was. Daarmee was de kous af. Het spijt haar dat ik al die jaren in onzekerheid heb geleefd. Ze hoopte dat ik het verhaal ook ooit wel ergens had gehoord.

‘Wat nu, Karlijn? Ik ben doodsbang.’

‘Ik heb een plan bedacht. Net als toen. Het komt goed.’

Ik drink mijn koude thee op en pak mijn spullen. Zo warm als het huis gisteren voelde, zo koud voelt het nu. Voor ik vertrek loop ik met mijn rugzak en mijn koffer naar Karlijn. Ik geef haar een kus op haar wang en pak haar stevig vast. Net als toen.

Ik vertrek door de achterdeur, dat valt het minst op. Ank ligt op de grond. Ik pak haar op en veeg het zand eraf. Daarna gaat ze terug in het etuitje, dat ik vervolgens in mijn jaszak laat glijden. Ik realiseer me dat ik mijn handschoenen niet aan heb, maar het maakt niet meer uit. In de verte komt de zon op. Ik open het tuinhek en zonder om te kijken loop ik de duinen in.

Op de boot zie ik Karlijn lopen. Zoals afgesproken draai ik me om en loop weg. Ik kijk over de reling naar het kolkende water. De wind waait mijn hoofd leeg. Hoewel ik haar niet zie, voel ik Karlijns aanwezigheid in elke vezel in mijn lijf. Ze is een goed mens. Ze vertrouwt.me. Ze heeft me nooit laten vallen. Ik heb mezelf teruggetrokken van het weekend en de meiden gaven me die vrijheid. Ik heb spijt van wat ik heb gedaan. Ik kan het niet terugdraaien, maar ik kan wel mijn leven beteren. Mijn hand glijdt naar mijn jaszak. Voorzichtig haal ik het roze etuitje eruit. Ik kijk om me heen. Ik zie niemand. Ik steek mijn hand naar voren en laat Ank in het water vallen, waar de gulzige golven haar meteen verslinden.

Ik trakteer mezelf op een kop koffie met een Luikse wafel in de restauratie. Terug op het dek hoor ik een enorm kabaal. Drie agenten houden Karlijn vast. ‘U bent aangehouden,’ hoor ik ze zeggen. Een van de agenten houdt een plastic zak in zijn hand, met daarin de bijl. Ik loop door. Ik houd me aan onze afspraak. We kennen elkaar niet.


zondag 26 mei 2019

Hasse Simonsdochter - Thea Beckman

Genre: jeugdboek, geschiedenis

Aan te raden?
JA! Hoewel het boek al in 1983 is gepubliceerd is het tijdloos, omdat het zich afspeelt rond de 2e helft van de 16e eeuw. Het is spannend, mooi beschreven, niet alledaags, maar soms wel flink ‘hard’. Het komt realistisch over, je kunt je voorstellen dat het er in die tijd zo aan toe ging.

Waar gaat het over?
Hasse groeit op in Kampen. Op een dag ontsnapt Hasse ternauwernood aan een verkrachting door drie veedrijvers. Haar redder is Jan van Schaffelaar. De veedrijver overleeft het voorval niet. Jan van Schaffelaar wordt verantwoordelijk wordt gehouden voor zijn dood. Op de dag dat hij opgehangen zal worden ‘verbidt’ Hasse Jan: Ze moet met hem trouwen. Zolang zij gehuwd zijn worden beiden verbannen uit Kampen.
Jan gaat met een troep mannen naar de Veluwe om geldtransporten te overvallen. Ook Hasse maakt deel uit van de troep. Ze verblijven in een hoeve, waar zij het boerengezin uit verjaagd hebben. De bewoners van de Veluwe voelen zich geterroriseerd door deze struikrovers. Ze besluiten om de strijd met Jan en zijn mannen aan te gaan. Jan trekt zich met zijn ‘mannen’ terug in de kerk van Barneveld. Die biedt niet niet genoeg bescherming en Jan van Schaffelaar moet zich overgeven. Nadat hij heeft geregeld dat zijn mannen een vrije aftocht krijgen springt hij van de toren en overlijdt.
Intens verdrietig gaat Hasse terug naar Kampen. Ze sluiert zichzelf en verdient haar brood als waarzegster.
Op een dag verschijnt Gerrit van de Wou bij haar. Gerrit heeft samen met zijn oom een tijd op de hoeve op de Veluwe in gijzeling gezeten. Gerrit was toen al erg onder de indruk van Hasse. Hij had gehoord dat Jan van Schaffelaar gesneuveld was, en gaat op zoek naar Hasse. Hij hoopt dat de waarzegster hem kan helpen haar te vinden. Uiteindelijk lukt het Hasse niet om anoniem te blijven. Gerrit vraagt haar direct ten huwelijk.

Wat vond ik ervan?
Ik vond het een mooi boek. Ik vond geschiedenis vroeger altijd een saai vak. Het voelde altijd als iets ongrijpbaars. Maar als geschiedenis op deze manier beschreven wordt leeft het voor mij en dan vind ik het wel heel boeiend.
Thea Beckman schrijft geloofwaardig en houdt de vaart er goed in. Het is spannend, steeds weer gebeurt er van alles. De karakters in het boek zijn goed en duidelijk uitgewerkt. Ook hun twijfels en angsten worden beschreven. Dat maakt dat je je goed kan inleven in de personages. Er staat geen overbodige informatie in het boek en alle eindjes worden netjes afgerond.
De aanleiding om het boek te lezen was dat het boek zich deels in Zutphen afspeelt. Dat was leuk voor de herkenning, maar uiteindelijk werd ik helemaal meegesleurd in het verhaal. Thea Beckman presteert het dat je een goed beeld krijgt van het leven in die tijd en dat je je gemakkelijk kunt voorstellen hoe de omgeving waar het zich afspeelt eruit ziet. Dat maakt het extra bijzonder.

zaterdag 11 mei 2019

De invloed van muziek

Schrijfcafé
Het is lang geleden dat ik geschreven heb. Nu ik voor mijn werk meer schrijf, schrijf ik thuis minder. Langzaamaan begint het weer te kriebelen. Dat begon in de week waarin ik vakantie had. In die week in april ontving ik een mailtje waarin stond dat op vrijdag het schrijfcafé weer gehouden zou worden. Nu mijn vaste vrije dag op maandag is, kan er niet meer maandelijks naar toe. Ik heb het gemist, dus ik twijfelde geen moment en meldde me aan.

Wat doet muziek met je tekst?
We begonnen zonder muziek. De opdracht was om een stukje tekst te schrijven over hoe je erbij zit, wat je voelt, wat je stemming is. Daarna kregen we dezelfde opdracht terwijl er klassieke muziek op werd gezet. De reacties na afloop waren zeer uiteenlopend: ik merkte écht de stimulerende werking, sommige mensen werden emotioneel, terwijl weer anderen een enorme weerstand tegen de muziek voelden.

Verschillende genres - van klassiek tot hip-hop
Voor de volgende opdracht werd ons gevraagd jezelf voor te stellen terwijl je in de tuin zit. Vier totaal verschillende soorten muzieksoorten kwamen voorbij. Wat voor invloed heeft een bepaald genre op je tekst? De uitkomst was verrassend. Vooral de reacties over het vierde muziekstuk! De muziek die gedraaid werd was van Eminem. Het maakt gevoelens in mij los, waarvan ik geen idee had dat ik het in me had. Dat bleek bij meer mensen het geval, maar verrassend genoeg waren er ook mensen bij die bij de eerste drie muziekstukken geen letter op papier kregen, maar bij wie op de muziek van Eminem er opeens van alles vanzelf uit hun pen op papier rolde.

De conclusie
Deelnemen aan het schrijfcafé is altijd enorm inspirerend en deze keer beleefde ik dat meer dan anders. Schrijven op muziek stond mij altijd erg tegen, want ik laat me er ook gemakkelijk door afleiden. Maar nu ik heb ervaren wat het je kan opleveren ben ik om.
Muziek wordt zeker een onderdeel van mijn schrijfwerk, maar vooral als ik vastloop. En alleen instrumentaal, anders wint het meezingen het van het schrijven en komt er alsnog geen letter op papier.

maandag 31 december 2018

De Top 9 van gelezen boeken in 2018


Lezen en schrijven
Als je schrijft lees je ook, dat kan bijna niet anders. Meer dan een jaar geleden plaatste ik mijn eerste boekrecensie op mijn blog. Afgelopen jaar heb ik 9 boeken gelezen. Dat is geen slechte score, want er zaten een paar forse exemplaren tussen. Als ik terugkijk zijn het allemaal heel verschillende boeken.

Mijn Top 9 van dit jaar:
1.     Morgan – een liefde (Bas Steman)
2.     Selfies (Jussi Adler Olsen)
3.     Taal voor de leuk (Paulien Cornelisse)
4.     De legende van de vuurvogel (Femke Dekker)
5.     Over lezen en schrijven (Stephen King)
6.     De Buitenstaander (Stephen King)
7.     Het Tippelteefje en andere verhalen (Theo van Rijn)
8.     Mist (Rom Molemaker)
9.     Een klein leven (Hanya Yanagihara)

Het beste boek van 2018
Het mooiste boek dat ik gelezen heb is zonder enige twijfel Morgan – een liefde van Bas Steman. Ik heb de auteur geïnterviewd in april van dit jaar en daarvoor heb ik het boek 2x gelezen. Dat was geen straf. Maar ook als ik het interview niet had gedaan of als ik er zelfs niet aanwezig was geweest had ik het boek gelezen, omdat ik het een intrigerend verhaal vind.

Waarom het beste boek
Het boek grijpt je bij de keel en laat je niet los. Er zit zoveel in. Het is ontroerend, mooi geschreven, een bizarre ervaring van de schrijver, het heeft mensen bij elkaar gebracht, je beleeft de liefde, de oorlog, alles! Je zit er middenin, de beelden trekken aan je voorbij. Zowel de delen die in het ‘nu’ geschreven zijn, als de delen die zich voor en tijdens de oorlog afspelen. Adembenemend!

Het verhaal
Het boek is heel erg de moeite waard, maar het verhaal erachter, dat Bas Steman tijdens het interview vertelde en illustreerde met een indrukwekkend beeldmateriaal maakte nog veel meer emotie los. Neem eens een kijkje op de Facebookpagina van Morgan – een liefde en je weet waar ik het over heb. Bas trekt nog steeds door Nederland om zijn verhaal te vertellen. Als hij ook maar enigszins in de buurt is, zou ik zeker de kans grijpen om daarbij aanwezig te zijn.

Welke boeken komen aan bod in 2019?
In het nieuwe jaar ligt er alweer een stapel boeken op me te wachten. Voor mijn verjaardag kreeg ik ‘Iene Miene Mutte’ en ‘Piep zei de muis’ van M.J. Arlidge en als die in de smaak vallen, zal de rest van de serie volgen. Ook ‘Gespleten’ van Karin Slaughter kreeg ik voor mijn verjaardag en ligt te wachten om gelezen te worden. Van de serie van Lars Kepler ligt ‘Jager’ nog op me te wachten en Lazarus ligt ook al in de winkel, dat wordt sowieso mijn volgende aankoop. Pas geleden heb ik een boekpresentatie van Saturnusplein 3 van Josha Zwaan bijgewoond, dus dat boek ligt hier ook. ‘De Laatste Verhalenweefster’ van Marita Coppens staat ook op mijn verlanglijstje, ook die wordt in 2019 aangeschaft en gelezen…Waar wacht ik nog op?